2010-08-07

Bergues

.




Dit sympathieke garnizoenstadje is gedoemd om ten eeuwigen dage verbonden te blijven met de film waarin het de hoofdrol speelt. In de twintigste eeuw lag het twee keer in de vuurlinie van een wereldoorlog en werd het serieus toegetakeld, maar toch heeft het zijn oude karakter weten te bewaren. Een groot deel van Vaubans verdedigingswerk rond de stad, een ingenieuze combinatie van muren, water en sluizen, is bewaard. Maar wat me het meest is bijgebleven van onze wandeling door en rond het stadje is de ongecompliceerde vriendelijkheid van de bewoners. Zelfs de plaatselijke hangjongeren begroetten ons met een ernstig ‘bonjour’.





2010-08-04

Onverklaarbaar bewoond

.

KEIZER, Bert, Onverklaarbaar bewoond. Het wonderlijke domein van de hersenen, Amsterdam 2010, isbn 978 94 600 3222 6

Hoe zit het precies met de verhouding tussen ons en onze hersenen? Zijn we hersenbewoners? Of zijn mijn hersenen veeleer het instrument waarmee een 'ik' de wereld benadert? Is het überhaupt mogelijk om met dat brein van ons dat brein van ons te bestuderen? Cruciale vragen als deze vormen de kern van dit verrassende boek.


Bert Keizer is arts, schrijver en denker. Op zich al een ongewone combinatie. Onverklaarbaar bewoond - die heerlijke titel! - is een verslag van een drie maanden durend verblijf, bekijk het maar als een soort stage, op de afdeling neurochirurgie van een Amsterdams ziekenhuis. Het is in meer dan één opzicht een verwarrend boek geworden.

Verwarrend vooral omdat Keizers verslag op drie niveaus loopt die door elkaar, zonder veel indeling, worden aangeboden. De structuur van het boek in eenendertig hoofdstukken biedt hierin geen ondersteuning.

Er is vooreerst het reportage-aspect: het reilen en zeilen van een afdeling neurochirurgie, de soms wat rauwe weergave van wat zich in de operatiezaal en in de vergaderruimtes afspeelt. Soms hilarisch, soms pijnlijk, soms technisch, maar steeds uitermate boeiend.


Daarop enten zich zo nu en dan wat korte reflecties over onze gezondheidszorg, vaak kritische bedenkingen van een ervaringsdeskundige over wat een kliniek is of hoort te zijn. Omdat ik het hier over iets anders wil hebben ga ik er niet verder op in. Eén enkel voorbeeld slechts, dat ik pluk uit p.178: Troosten en genezen zijn in de huidige gezondheidszorg elk een andere kant op gedreven en worden eigenlijk niet goed meer combineerbaar geacht binnen één functionaris.
Spijkers met koppen. Let ook op het merkwaardige medische jargon dat Bert Keizer hanteert. Dit taalspel vormt ook een van de charmes van dit boek.

Zoals ik zei, wil ik het over iets anders hebben. Het derde, en meest beklijvende aspect van dit boek. Hersenchirurgie is nu eenmaal helemaal iets anders dan andere chirurgie. Een kleine fout kan hier fenomenale gevolgen hebben voor de persoonlijkheid van de patiënt. Dat is aanleiding tot diepgaande reflecties over persoonlijkheid, bewustzijn, ziel en de verhouding van deze tot het lichaam.

Over die geest van ons maakt Bert Keizer zich opvallend weinig illusies:
De waarheid is dat we die ene plek, waar alle inkomende seinen verzameld worden en alle uitgaande in gang worden gezet, nergens in de hersenen aantreffen. Er is geen ik-plek in de hersenen (p.227). Of exacter uitgedrukt: Er bestaat geen enkele neurofysiologische aanwijzing voor een centraal sturend ik binnen onze hersenen in de vorm van een plek waar alle prikkels van buiten verzameld worden, bekeken, gewogen, vergeleken, afgestemd, om vervolgens te worden omgezet in uitgaande prikkels die in spierbewegingen overgaan. (p.230).

De auteur haalt zijn theoretisch kader bij een zekere Alva Noë
.

Volgens Noë zoeken we op de verkeerde plek naar bewustzijn. Het zit niet in de hersenen maar in een situatie. Bewustzijn is vergelijkbaar met de al eerder genoemde stemming in een feestje. Ook daarvan kun je niet zeggen dat hij zich bevindt in de wijn, of de tafelkleden, of de verlichting, of de muziek, of in de afwezigheid van Henk, of in het toch nog komen opdagen van Ria. Je kunt een feest niet uiteen nemen om te stuiten op een attribuut dat je doet zeggen: en dààr zit de stemming in, of komt de stemming uit.
En zo is het met bewustzijn, dat je niet kunt opjagen tot in een of andere neurologische structuur. Dat idee is een misverstand. Daarom kunnen we het ook niet vinden in de hersenen.
(p.124)

Ondanks dit theoretisch kader is dit boek, zoals gezegd, weinig systematisch. De gedachtengang is veeleer associatief, het zijn invallen die verbonden zijn met gebeurtenissen die zich tijdens zijn stage aan het VUMC Amsterdam hebben voorgedaan. Zowel de lezer als de schrijver zelf blijven op het einde met veel vragen zitten. Is het niet mensonterend te zien hoe iemands poëzieappreciatie, de liefde voor zijn hond, zijn vermogen tot nadenken, voelen, beminnen, haten, met één sneetje in zijn brein kan worden weggedaan, terwijl hij voortleeft? vraagt Bert Keizer op het einde (p.256) aan een ervaren neurochirurg. Hij krijgt geen antwoord: zo had de man het nog nooit bekeken.

Het boek krijgt dan ook een open einde
:

Ik weet heel goed dat mijn hond en een stuk hout beide, in zekere zin, ‘eigenlijk’, uit moleculen bestaan. Tot moleculen zijn te reduceren. Maar dat wil niet zeggen dat ik mijn hond met dezelfde gelijkmoedigheid op het haardvuur gooi als een stuk hout in de wetenchap dat het ‘toch maar om moleculen gaat’

Ik geloof dus niet dat mijn verdriet over een verlies, of mijn vreugde over een ontmoeting, reduceerbaar is tot verwikkelingen tussen neuronen. Maar ik zie ook dat ik precies dezelfde neuronen heb als een chimpansee en dat is enigszins onverkwikkelijk omdat ik zo graag geloofde in onze apartheid als mens.