.
Streven maart 2009, p.259: Harold Polis citeert Peter Venmans die William James citeert:
Wij verhouden ons tot het universum zoals onze katten en honden zich moeten voelen wanneer ze een van onze bibliotheken betreden. Verbaasd kijken we om ons heen en we hebben geen idee wat er gaande is. Soms schurken we per ongeluk tegen een tafel of een stoel aan, die dan plotseling een nieuwe plaats inneemt, zonder dat we nu precies weten hoe dat komt.
Venmans, of Polis, dat is niet duidelijk, plaatst dit citaat in James' Will to Believe (1897). Ik vond het daar niet terug, maar wel in A Pluralistic Universe uit 1909: We may be in the universe as dogs and cats are in our libraries, seeing the books and hearing the conversation, but having no inkling of the meaning of it all. De rest van het citaat komt blijkbaar van Peter Venmans. Maar het is me hier niet om tekstkritische vitterij te doen. De gedachte die hier wordt geformuleerd vind ik bijzonder krachtig.
William James schrijft dit begin twintigste eeuw. We kunnen de vergelijking misschien aanpassen, een secundum comparationis bedenken dat beter aanleunt bij onze tijd dan een stoffige bibliotheek. Maar het tertium comparationis blijft staan als een paal boven water, tegen alle Stephen Hawkings in: wat weten we begot?
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten