Het is een interview met de auteur in Knack van 6 februari 2008 dat mij op het spoor bracht van dit prachtige geschiedenisboek. Vooral het volgende citaat bleef bij me hangen:
De situatie van het Westen is inderdaad uniek. Het hindoeïsme heeft zijn wortels in India, ook de voetsporen van Boeddha kunnen voor het grootste deel in India zelf worden gevolgd. Wie zich verdiept in de wereldbeschouwing van Confucius hoeft niet buiten China te zoeken. En volgelingen van Mohammed kunnen binnen de islamitische wereld speuren naar de oorsprong. Alleen voor het westerse christendom geldt dat niet. Dat de wortels manifest buiten het eigen kerngebied liggen, werd heel sterk ervaren toen de toegang tot het Heilig Land in de negende en tiende eeuw bemoeilijkt werd. Als je voorbij het Nieuwe Testament en Jezus ging, dan moest je ook voorbij Israël en Palestina. Dat gegeven heeft de mentale capaciteit om te reizen buiten de eigen wereld bij Europeanen gestimuleerd. Het maakt hen in die zin anders.
Deze gedachte leek me boeiend genoeg om dit boek op mijn leestafel te leggen. Ik heb menig boeiend uur gesleten bij deze bundel van een twaalftal studies over Europeanen die zich lieten fascineren door het oosten - niet uit machtsdrang of kolonisatiedrift, maar vooral op zoek naar de wortels van hun eigen beschaving. Bewust ontwijkt Rietbergen de Angelsaksische invalshoek: die komt bij dit thema al te veel aan bod, zo meldt hij in het voorwoord. De enige Brit die eraan te pas komt noemt hij een 'atypische Brit', en voor het overige richt hij zich op de continentale verbeeldingen van het oosten. De bibliografie van dit boek is dan ook van een in onze geglobaliseerde wereld zelden geziene veeltaligheid, waarbij ook de lezer behoorlijk ernstig genomen wordt: Duitse en Engelse citaten worden niet eens vertaald.
Ik was helemaal gewonnen toen ik op p.129 een verwijzing las naar Creation van Gore Vidal, dat helaas nog altijd onvertaald gebleven meesterwerk. 'De roman heeft opmerkelijk weinig aandacht gekregen', merkt ook Rietbergen op in voetnoot.
Blinde vlekken opsporen in de cultuurgeschiedenis zoals we ze altijd hebben geleerd, en ze meteen ook inkleuren: dit lijkt me een van de voornaamste verdiensten van dit beklijvende boek. Een voorbeeld. Op het concilie van Vienne in 1289 deed paus Clemens V de orde van de Tempeliers in de ban. Een verhaal dat vaak wordt aangehaald als symptoom bij uitstek van pauselijke machtsverblinding en intellectuele bijziendheid. Blijkt nu dat dezelfde paus op hetzelfde concilie 'zijn gehoor aanspoorde tot studie van het Arabisch, het Hebreeuws en het Chaldeeuws en op die terreinen leerstoelen liet instellen aan de universiteiten van Bologna, Oxford, Parijs en Salamanca.' Middeleeuws obscurantisme? Even nuanceren toch!
Of nog een voorbeeld: Les croisades vues par les arabes van Amin Maalouf (1984) wordt vaak geroemd als het eerste boek over de Kruistochten dat Arabische bronnen aan het woord liet in een westerse vertaling. Correctie: dergelijke kronieken werden reeds in 1816 in een Duitse vertaling gepubliceerd door ene Joseph von Hammer. Enkele jaren later trouwens publiceert diezelfde Oostenrijker de stoïcijnse meditaties van Marcus Aurelius in het Perzisch, 'om Westers gedachtegoed aan het Oosten te schenken'. Cultuurimperialisme?
Toch twee punten van kritiek. Vooreerst het onhandige voetnotenapparaat, achteraan en genummerd per hoofdstuk. Wanneer zullen uitgevers die rotgewoonte eens afleren om gezonde nieuwsgierigheid af te straffen met eindeloos geblader?
Ten tweede, en belangrijker: dit boek is pover, eigenzinnig en onfunctioneel geïllustreerd, en dat begint al bij de stofomslag. Vaak zat ik onder het lezen te googelen op zoek naar plaatjes omdat er in de tekst visueel materiaal wordt aangehaald zonder het weer te geven. Zo verwijst Rietbergen op p.71 naar het schilderij hierboven van Louis Gerôme uit 1867: onder de rake titel Oedipe staat een mijmerende Napoleon voor de sfinx van Gizeh. Het schilderij staat bijna symbool voor het hele boek, en toch komt het er niet in voor. Voor de aardigheid voeg ik hieronder het schilderij toe dat op p.72 wél wordt getoond: L.O. Merson plaatst in 1880 de heilige familie op de vlucht in Egypte in de armen van de sfinx. Beide illustraties maken ook duidelijk dat de titel van het boek niet geheel klopt: het gaat over de Europese fascinatie voor het oosten, niet enkel voor India.
Tot slot, maar lang niet onbelangrijk: het Nederlands van Rietbergen is prachtig. Zakelijk, zoals het hoort in een wetenschappelijke studie, maar toch stijlvol, gedegen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten