2007-10-08

Lelijkheid - Rondas

.
In zijn bespreking* van Umberto Eco's Geschiedenis van de lelijkheid beklaagt Jean-Pierre Rondas zich erover dat Eco in deze historische studie geen aandacht besteedt aan de actuele lelijkheid. En dat in niet mis te verstane bewoordingen - hij wordt er zowaar retorisch bij. Alsof ik heel even de lange adem van Peter Sloterdijk hoor.

Nooit eerder hebben groepen kapitaalkrachtige mensen zich zo ingespannen om het historisch mooie te vernietigen als in de twintigste eeuw, eerst door oorlog, nu door kapitalistische kaalslag in de logica van de 'creatieve destructie'. Nooit eerder heeft een cultuur zo'n opzettelijke lelijkheid voortgebracht als de veramerikaniseerde westerse cultuur. Nooit eerder volgden zovele vlagen van doelbewuste modieuze lelijkheid, zich welbewust van een impliciete norm van verwerpelijke schoonheid, elkaar op. Nooit eerder was zelfs de walg van dit lelijheidssysteem zelf vertaald in de nog lelijkere lelijkheidscodes van de massale en kilometerslange aanwezigheid van graffiti. Nooit eerder werden, onder de naam en het mom van muziek, zo'n afschuwelijke en repetitieve geluiden geproduceerd. Niet alleen de slaap van de rede heeft, naar het bijschrift bij een gravure van Goya, monsters gebaard; de opeenvolgende golven van industrialisering en postindustrialisering zouden zonder productie van telkens meer lelijkheid gewoonweg niet mogelijk zijn geweest.

*
in Muziek en Woord, oktober 2007, p.16-17.

Geen opmerkingen: