2010-12-27

Drie avonden

.
Onderstaande foto's zijn genomen met het 3.2megapixel cameraatje van mijn gsm. Ik laat ze onbewerkt - niet enkel om technische redenen. Het zijn herinneringen aan drie mooie avonden in de voorbije maanden, en daarom hou ik ze liever authentiek.


Na een avondlang genieten van vriendschap en donkere Westmalle van 't vat (waar vind je die nog?) maakte ik nog even tijd voor een pijpjevol Stanwell Classic. Tijdens het kuieren door de donkere straatjes kwam ik onder de indruk van de massieve kathedraaltoren die als een Grote Vriendelijke Reus hoog boven de huizen heerst.




De zijkant van Wolubilis, het cultureel centrum van Sint-Lambrechts-Woluwe. De mondriaanse inspiratie van de ramen laat zich raken door een vleugje kerstsfeer. Binnenin wachten de toeschouwers op het tweede luik van een heerlijke danstriptiek door het Ballet National de Marseille.



Nog een pauzefoto. Het Begijnhof, tijdens het jaarlijkse kerstconcert van het vocaal ensemble De Wijngaard dat daar zijn thuishaven heeft. Sublieme muziek, een paar goede bekenden op het podium, een uitgelezen locatie en bij het buitengaan sneeuw in overvloed. 't Kan zo mooi zijn...





Contemptus mundi

.



Ze verlaten de wereld niet (wat praktisch onmogelijk is), maar ze zwemmen tegen de stroom in, zoals vissen in de rivier, zonder enige woede of geweld, maar met evenwicht en elegantie, of dus, met liefde en geduld.

Onlangs kwam ik toevallig terecht bij een korte, maar indrukwekkende tekst van Raimundo Panikkar. Met dank aan de steeds diep geïnspireerde club van de Mertonvrienden.

Geen vissen op de bovenstaande pentekening van Ma Yuan (1190-1279), enkel de stroom, en de elegantie. Zijn twaalf 'Watertekeningen' zijn het mooiste dat ik me herinner van de voorbije Europalia China. Ma Yuan brengt me niet de rust die Lucebert erin zag. Eerder iets wat ik zou omschrijven als sierlijke onrust.

2010-11-22

Willem Barnard 1920 - 2010

.

.
Thuisgekomen, tot mezelf gekomen, mag ik dan aan mijn schrijftafel zitten en mijn onmacht onder woorden brengen: dat ik niet leven kan omdat ik schrijven moet, dat ik niet schrijven kan omdat ik leven moet, dat het een het andere vervangt en verdringt, maar juist zo niet kan raken tot de essentie. Het geeft niet meer. Of nee, jawel, het geeft wél! Maar het is vergeven.


Willem Barnard in Stille Omgang, p.943. In diepe dankbaarheid.

2010-08-07

Bergues

.




Dit sympathieke garnizoenstadje is gedoemd om ten eeuwigen dage verbonden te blijven met de film waarin het de hoofdrol speelt. In de twintigste eeuw lag het twee keer in de vuurlinie van een wereldoorlog en werd het serieus toegetakeld, maar toch heeft het zijn oude karakter weten te bewaren. Een groot deel van Vaubans verdedigingswerk rond de stad, een ingenieuze combinatie van muren, water en sluizen, is bewaard. Maar wat me het meest is bijgebleven van onze wandeling door en rond het stadje is de ongecompliceerde vriendelijkheid van de bewoners. Zelfs de plaatselijke hangjongeren begroetten ons met een ernstig ‘bonjour’.





2010-08-04

Onverklaarbaar bewoond

.

KEIZER, Bert, Onverklaarbaar bewoond. Het wonderlijke domein van de hersenen, Amsterdam 2010, isbn 978 94 600 3222 6

Hoe zit het precies met de verhouding tussen ons en onze hersenen? Zijn we hersenbewoners? Of zijn mijn hersenen veeleer het instrument waarmee een 'ik' de wereld benadert? Is het überhaupt mogelijk om met dat brein van ons dat brein van ons te bestuderen? Cruciale vragen als deze vormen de kern van dit verrassende boek.


Bert Keizer is arts, schrijver en denker. Op zich al een ongewone combinatie. Onverklaarbaar bewoond - die heerlijke titel! - is een verslag van een drie maanden durend verblijf, bekijk het maar als een soort stage, op de afdeling neurochirurgie van een Amsterdams ziekenhuis. Het is in meer dan één opzicht een verwarrend boek geworden.

Verwarrend vooral omdat Keizers verslag op drie niveaus loopt die door elkaar, zonder veel indeling, worden aangeboden. De structuur van het boek in eenendertig hoofdstukken biedt hierin geen ondersteuning.

Er is vooreerst het reportage-aspect: het reilen en zeilen van een afdeling neurochirurgie, de soms wat rauwe weergave van wat zich in de operatiezaal en in de vergaderruimtes afspeelt. Soms hilarisch, soms pijnlijk, soms technisch, maar steeds uitermate boeiend.


Daarop enten zich zo nu en dan wat korte reflecties over onze gezondheidszorg, vaak kritische bedenkingen van een ervaringsdeskundige over wat een kliniek is of hoort te zijn. Omdat ik het hier over iets anders wil hebben ga ik er niet verder op in. Eén enkel voorbeeld slechts, dat ik pluk uit p.178: Troosten en genezen zijn in de huidige gezondheidszorg elk een andere kant op gedreven en worden eigenlijk niet goed meer combineerbaar geacht binnen één functionaris.
Spijkers met koppen. Let ook op het merkwaardige medische jargon dat Bert Keizer hanteert. Dit taalspel vormt ook een van de charmes van dit boek.

Zoals ik zei, wil ik het over iets anders hebben. Het derde, en meest beklijvende aspect van dit boek. Hersenchirurgie is nu eenmaal helemaal iets anders dan andere chirurgie. Een kleine fout kan hier fenomenale gevolgen hebben voor de persoonlijkheid van de patiënt. Dat is aanleiding tot diepgaande reflecties over persoonlijkheid, bewustzijn, ziel en de verhouding van deze tot het lichaam.

Over die geest van ons maakt Bert Keizer zich opvallend weinig illusies:
De waarheid is dat we die ene plek, waar alle inkomende seinen verzameld worden en alle uitgaande in gang worden gezet, nergens in de hersenen aantreffen. Er is geen ik-plek in de hersenen (p.227). Of exacter uitgedrukt: Er bestaat geen enkele neurofysiologische aanwijzing voor een centraal sturend ik binnen onze hersenen in de vorm van een plek waar alle prikkels van buiten verzameld worden, bekeken, gewogen, vergeleken, afgestemd, om vervolgens te worden omgezet in uitgaande prikkels die in spierbewegingen overgaan. (p.230).

De auteur haalt zijn theoretisch kader bij een zekere Alva Noë
.

Volgens Noë zoeken we op de verkeerde plek naar bewustzijn. Het zit niet in de hersenen maar in een situatie. Bewustzijn is vergelijkbaar met de al eerder genoemde stemming in een feestje. Ook daarvan kun je niet zeggen dat hij zich bevindt in de wijn, of de tafelkleden, of de verlichting, of de muziek, of in de afwezigheid van Henk, of in het toch nog komen opdagen van Ria. Je kunt een feest niet uiteen nemen om te stuiten op een attribuut dat je doet zeggen: en dààr zit de stemming in, of komt de stemming uit.
En zo is het met bewustzijn, dat je niet kunt opjagen tot in een of andere neurologische structuur. Dat idee is een misverstand. Daarom kunnen we het ook niet vinden in de hersenen.
(p.124)

Ondanks dit theoretisch kader is dit boek, zoals gezegd, weinig systematisch. De gedachtengang is veeleer associatief, het zijn invallen die verbonden zijn met gebeurtenissen die zich tijdens zijn stage aan het VUMC Amsterdam hebben voorgedaan. Zowel de lezer als de schrijver zelf blijven op het einde met veel vragen zitten. Is het niet mensonterend te zien hoe iemands poëzieappreciatie, de liefde voor zijn hond, zijn vermogen tot nadenken, voelen, beminnen, haten, met één sneetje in zijn brein kan worden weggedaan, terwijl hij voortleeft? vraagt Bert Keizer op het einde (p.256) aan een ervaren neurochirurg. Hij krijgt geen antwoord: zo had de man het nog nooit bekeken.

Het boek krijgt dan ook een open einde
:

Ik weet heel goed dat mijn hond en een stuk hout beide, in zekere zin, ‘eigenlijk’, uit moleculen bestaan. Tot moleculen zijn te reduceren. Maar dat wil niet zeggen dat ik mijn hond met dezelfde gelijkmoedigheid op het haardvuur gooi als een stuk hout in de wetenchap dat het ‘toch maar om moleculen gaat’

Ik geloof dus niet dat mijn verdriet over een verlies, of mijn vreugde over een ontmoeting, reduceerbaar is tot verwikkelingen tussen neuronen. Maar ik zie ook dat ik precies dezelfde neuronen heb als een chimpansee en dat is enigszins onverkwikkelijk omdat ik zo graag geloofde in onze apartheid als mens.

2010-07-12

Quand je menais mes chevaux boire

.
Ik leerde dit Normandische lied kennen in de jaren in de jaren '70, toen ik als jonge folkie gefascineerd was door het werk van Gabriel Yacoub - zelf leerling van stamvader Alan Stivell - en zijn groep Malicorne. Het was een track van het album
'Almanach', naast 'l'Extraordinaire Tour de France d'Adélard Rousseau, compagnon charpentier du devoir' het beste wat deze groep heeft voortgebracht.

Yacoub leerde me in deze albums het magisch realisme kennen dat zo vaak in volkspoëzie voorkomt, van Ilias tot Pablo Neruda. Het anonieme, naar het schijnt 18de-eeuwse Quand je menais mes chevaux boire is een fascinerend klaaglied dat opvalt door de mooie cantilene in het refrein en het mysterieuze, wat 'gothic' aandoende verhaal dat zich sprongsgewijs in de strofen reveleert.


Quand je menai mes chevaux boire
Ilaire, ilaire, itou, ilaire
Ilaire, oh ma Nanette
Quand je menai mes chevaux boire
J’entendis le coucou chanter (bis)

Il me disait dans son langage
Ilaire, ilaire, itou, ilaire
Ilaire, oh ma Nanette
Il me disait dans son langage
Ta bien aimée vont l’enterrer (bis)

Ah ! que dis-tu , méchante bête
J’étais près d’elle hier au soir

Mais quand je fus dedans la lande
J’entendis les cloches sonner

Mais quand je fus dedans l’église
J’entendis les prêtres chanter

Donnai du pied dedans la chasse
Réveillez-vous si vous dormez

Non je ne dors ni ne sommeille
Je vous attends dedans l’enfer

Vois ma bouche est pleine de terre
Et la tienne est pleine d’amour

Auprès de moi reste une place
Et c’est pour toi qu’on l’a gardée


Later vond ik het lied terug in Plaisir d'amour (2005) van Le poème harmonique, waarin Vincent Dumestre met zijn gebruikelijk perfectionisme enkele
Chansons & romances de la France d'autrefois samenbrengt. Het is Claire Lefilliâtre die het lied hier schitterend vertolkt. De historisch verantwoorde uitvoering van Le poème harmonique illustreert in welke mate Gabriel Yacoub dertig jaar daarvoor de traditie (nog? reeds? terug?) aanvoelde.



2010-07-03

van Bijbel naar Bach

.
In een van de talrijke pagina's van hun onvolprezen
Bach Cantatas Website geven Francis Browne en Aryeh Oron een overzicht van het Lutheraans kerkelijk jaar ten tijde van J.S. Bach. Bij iedere zondag vermelden ze de bijhorende schriftlezingen en de nummers van de bewaarde cantates die J.S. Bach voor die zondag heeft gecomponeerd.
In een vlaag van huisvlijt heb ik deze lijst gebruikt om vanuit de schriftlezing rechtstreeks naar de cantates te kunnen gaan. Op die manier wordt het mogelijk om vanuit een bijbelpassage naar een Bachcantate te grijpen. Tot nu toe heb ik een dergelijke lijst nergens aangetroffen, ook niet in de overzichtswerken
Christoph Wolff en Ton Koopman (2003), van Alfred Durr (2005) en van Gilles Cantagrel (2010).

Sir. 15:1-8 cfr. BWV 64 - 133 - 151 - 248/3
Jes. 7:10-16 cfr. BWV 1 – 182 – Anh.156 – Anh.199
Jes. 9:2-7 cfr. BWV 63 - 91 - 110 - 142 - 191 - 197a - 248/1
Jes. 11:1-5 cfr. BWV 10 – 147 - 189
Jes. 40:1-5 cfr. BWV 7 – 30 – 167 - 220
Jes. 60:1-6 cfr. BWV 65 - 123 - 248/6
Mal. 3:1-4 cfr. BWV 82 - 83 – 125 – 157 – 158 – 161 – 200 – Anh.157
Matt. 2:1-12 cfr. BWV 65 - 123 - 248/6 -
Matt. 2:13-23 cfr. BWV 58 - 153 - 248/5 –
Matt. 5:20-26 cfr. BWV 9 – 170
Matt. 6:23-34 cfr. BWV 51 – 99 – 100 - 138
Matt. 7:15-23 cfr. BWV 45 – 136 - 178
Matt. 8:1-13 cfr. BWV 72 – 73 – 111 – 156
Matt.8:23-27 cfr. BWV 14 – 81
Matt. 9:1-8 cfr. BWV 5 – 48 – 56 – Anh.2
Matt. 9:18-26 cfr. BWV 26 - 60
Matt. 11:2-10 cfr. BWV 141 - 186a
Matt. 1:1-11 cfr. BWV 19 – 50 – 130 – 149 – 219 – Anh.198
Matt. 18:23-35 cfr. BWV 55 – 89 - 115
Matt. 20:1-16 cfr. BWV 84 – 92 - 144
Matt. 21:1-9 cfr. BWV 36 - 61 - 62 – 182
Matt. 22:1-4 cfr. BWV 49 – 162 – 180
Matt. 22:15-22 cfr. BWV 52 – 139 - 163
Matt. 22:34-46 cfr. BWV 96 - 169
Matt. 23:35-39 cfr. BWV 40 - 57 - 121 - 248/2
Matt. 24:15-28 cfr. BWV 90 – 116
Matt. 25:1-13 cfr. BWV 140
Matt. 25:31-46 cfr. BWV 70
Marc. 7:31-37 cfr. BWV 35 – 69a - 137
Marc. 8:1-9 cfr. BWV 107 – 186 – 187 – Anh.1 – Anh.209
Marc. 16:1-8 cfr. BWV 4 – 15 - 31 – 160 – 249
Marc. 16:14-20 cfr. BWV 11 – 37 – 43 – 128
Luc. 1:26-38 cfr. BWV 1 – 182 – Anh.156 – Anh.199
Luc. 1:39-56 cfr. BWV 10 – 147 - 189
Luc. 1:57-80 cfr. BWV 7 – 30 – 167 - 220
Luc. 2:1-14 cfr. BWV 63 - 91 - 110 - 142 - 191 - 197a - 248/1
Luc. 2:15-20 cfr. BWV 40 - 57 - 121 - 248/2 -
Luc. 2:21 cfr. BWV 16 - 41 - 134a - 143 - 171 - 190 - 248/4
Luc. 2:22-32 cfr. BWV 82 - 83 – 125 – 157 – 158 – 161 – 200 – Anh.157
Luc. 2:33-40 cfr. BWV 28 - 122 - 152 –
Luc. 2:41-52 cfr. BWV 32 – 124 - 154 – 217
Luc. 5:1-11 cfr. BWV 88 - 93
Luc. 6:36-42 cfr. BWV 24 – 177 – 185
Luc. 7:11-17 cfr. BWV 8 – 27 – 95 - 161
Luc. 8:4-15 cfr. BWV 18 – 126 – 181
Luc. 10:23-37 cfr. BWV 33 – 77 - 164
Luc. 11:4-28 cfr. BWV 54 - 80a
Luc. 14:1-11 cfr. BWV 47 – 114 - 148
Luc. 14:16-24 cfr. BWV 2 – 76
Luc. 15:1-10 cfr. BWV 21 – 135
Luc. 16:1-9 cfr. BWV 94 – 105 - 168
Luc. 16:19-31 cfr. BWV 20 – 39 – 75
Luc. 17:11-19 cfr. BWV 17 – 25 - 78
Luc. 18:9-14 cfr. BWV 113 – 179 - 199
Luc. 18:31-43 cfr. BWV 22 – 23 – 127 – 159
Luc. 19:41-48 cfr. BWV 46 – 101 - 102
Luc. 21:25-36 cfr. BWV 70a
Luc. 24:13-35 cfr. BWV 6 – 66 – anh. 190
Luc. 24:36-47 cfr. BWV 134 – 145 - 158
Joh. 1:1-14 cfr. BWV 64 - 133 - 151 - 248/3
Joh. 1:19-28 cfr. BWV 132 - 147a –
Joh. 2:1-11 cfr. BWV 3 – 13 – 155
Joh. 3:1-15 cfr. BWV 129 – 165 – 176 - 194
Joh. 3:16-21 cfr. BWV 68 – 173 – 174
Joh. 4:46-54 cfr. BWV 38 – 98 – 109 - 188
Joh. 10:1-10 cfr. BWV 175 - 184
Joh. 10:12-16 cfr. BWV 85 – 104 – 112
Joh. 14:23-31 cfr. BWV 34 – 59 – 74 – 172 - 218
Joh. 15:26-16:4 cfr. BWV 44 - 183
Joh. 16:5-15 cfr. BWV 108 - 166
Joh. 16:16-23 cfr. BWV 12 – 103 – 146 – 224
Joh. 16:23-30 cfr. BWV 86 - 87
Joh. 20:19-31 cfr. BWV 42 – 67
Hand. 1:1-11 cfr. BWV 11 – 37 – 43 – 128
Hand. 2:1-13 cfr. BWV 34 – 59 – 74 – 172 - 218
Hand. 6:8-15 cfr. BWV 40 - 57 - 121 - 248/2
Hand. 7:55-60 cfr. BWV 40 - 57 - 121 - 248/2
Hand. 8:14-17 cfr. BWV 175 - 184
Hand. 10:34-43 cfr. BWV 6 – 66 – anh. 190
Hand. 10:42-48 cfr. BWV 68 – 173 - 174
Hand. 13:26-33 cfr. BWV 134 – 145 – 158
Rom. 6:3-11 cfr. BWV 9 – 170
Rom. 6:19-23 cfr. BWV 107 – 186 – 187 – Anh.1 – Anh.209
Rom. 8:12-17 cfr. BWV 45 – 136 - 178
Rom. 8:18-23 cfr. BWV 24 – 177 - 185
Rom. 11:33-36 cfr. BWV 129 – 165 – 176 - 194
Rom. 12:1-6 cfr. BWV 32 – 124 - 154 – 217
Rom. 12:6-16 cfr. BWV 3 – 13 – 155
Rom. 12:17-21 cfr. BWV 72 – 73 – 111 – 156
Rom. 13:8-10 cfr. BWV 14 - 81
Rom. 13:11-14 cfr. BWV 36 - 61 - 62
Rom. 15:4-13 cfr. BWV 70a
1Kor. 1:4-8 cfr. BWV 96 - 169
1Kor. 4:1-5 cfr. BWV 141 - 186a
1Kor. 5:6-8 cfr. BWV 4 – 15 - 31 – 160 - 249
1Kor. 9:24-10:5 cfr. BWV 84 – 92 – 144
1Kor. 10:6-13 cfr. BWV 94 – 105 - 168
1Kor. 11:23-32 cfr. BWV 182
1Kor. 12:1-11 cfr. BWV 46 – 101 - 102
1Kor. 13:1-13 cfr. BWV 22 – 23 – 127 – 159
1Kor. 15:1-10 cfr. BWV 113 – 179 – 199
2Kor. 3:4-11 cfr. BWV 35 – 69a – 137
2Kor. 5:1-10 cfr. BWV 140
2Kor. 11:19-12:9 cfr. BWV 18 – 126 – 181
Gal. 3:15-22 cfr. BWV 33 – 77 - 164
Gal. 3:23-29 cfr. BWV 16 - 41 - 134a - 143 - 171 - 190 - 248/4
Gal. 4:1-7 cfr. BWV 28 - 122 – 152
Gal. 5:16-24 cfr. BWV 17 – 25 – 78
Gal. 5:25-6:10 cfr. BWV 51 – 99 – 100 – 138
Ef. 3:13-21 cfr. BWV 8 – 27 – 95 – 161
Ef. 4:1-6 cfr. BWV 47 – 114 – 148
Ef. 4:22-28 cfr. BWV 5 – 48 – 56 – Anh.2
Ef. 5:1-9 cfr. BWV 54 - 80a
Ef. 5:15-21 cfr. BWV 49 – 162 – 180
Ef. 6:10-17 cfr. BWV 38 – 98 – 109 – 188
Phil. 1:3-11 cfr. BWV 55 – 89 - 115
Phil. 2:5-11 cfr. BWV 182
Phil. 3:17-21 cfr. BWV 52 – 139 - 163
Phil. 4:4-7 cfr. BWV 132 - 147a
Kol. 1:9-14 cfr. BWV 26 – 60
1Tes. 4:13-18 cfr. BWV 90 – 116
1Tes. 5:1-11 cfr. BWV 140
2Tes. 2:3-8 cfr. BWV 79 - 80 – 80b – 129 - 192
Hebr. 1:1-14 cfr. BWV 64 - 133 - 151 - 248/3
Tit. 2:11-14 cfr. BWV 63 - 91 - 110 - 142 - 191 - 197a - 248/1
Tit. 3:4-7 cfr. BWV 40 - 57 - 121 - 248/2
Jac. 1:17-21 cfr. BWV 108 – 166
Jac. 1:22-27 cfr. BWV 86 - 87
1Petr. 2:11-20 cfr. BWV 12 – 103 – 146 - 224
1Petr. 2:21-25 cfr. BWV 85 – 104 – 112
1Petr. 3:3-13 cfr. BWV 70
1Petr. 3:8-15 cfr. BWV 88 - 93
1Petr. 4:8-11 cfr. BWV 44 - 183
1Petr. 4:12-19 cfr. BWV 58 - 153 - 248/5
1Petr.5:6-11 cfr. BWV 21 - 135
1Joh. 3:13-18 cfr. BWV 2 - 76
1Joh. 4:16-21 cfr. BWV 20 – 39 - 75
1Joh. 5:4-10 cfr. BWV 42 – 67
Apok. 12:7-12 cfr. BWV 19 – 50 – 130 – 149 – 219 – Anh.198
Apok. 14:6-8 cfr. BWV 79 - 80 – 80b – 129 - 192


2010-04-09

Van Gogh en het symbolisme

.




In Ons Erfdeel van februari 2010 schrijft Kees 't Hart vol enthousiasme over de zesdelige editie van de brieven van Vincent van Gogh die in 2009 het licht zag. In een tiental bladzijden maakt hij vakkundig komaf met de clichés en de commercialisering die ook mij ertoe brachten het fenomeen van Gogh wat achteloos terzijde te schuiven. We maken kennis met de schilder als een 'reusachtige veellezer' die al in 1888 het werk van Walt Whitman aan zijn zus Willemien kon aanbevelen. We maken kennis ook met een heerlijke, vitale pen. 'Ruig, to the point en volslagen onbevangen', zo karakteriseert Kees 't Hart die stijl. En hij besluit: 'Kom op, zet hem naast Zola, Proust, Whitman, Multatuli en Gorter'.

Een proefje, waarbij ik het spoor van 't Hart volg maar van Gogh in het oorspronkelijke Frans aan het woord laat. Het gaat, hoe kan het ook anders, over cypressen.

Le cyprès est si caractéristique au paysage de Provence et vous le sentiez en disant: “même la couleur noire”. Jusqu’à présent je n’ai pas pu les faire comme je le sens; les émotions qui me prennent devant la nature vont chez moi jusqu’à l’évanouissement et alors il en résulte une quinzaine de jours pendant lesquels je suis incapable de travailler. Pourtant, avant de partir d’ici, je compte encore une fois revenir à la charge pour attaquer les cyprès.

De schrijver heeft zijn voornemen ook waargemaakt. Het resultaat is onderstaand schilderijtje, dat hij uiteindelijk ook schonk aan de bestemmeling van bovenstaande woorden, de criticus Albert Aurier, uit dankbaarheid voor de aandacht die hij gekregen had in de Mercure de France.



Hoe verfrissend klinkt de taal van van Gogh nadat ik ronddwaalde op de tentoonstelling Symbolisme in België die momenteel in Brussel loopt. Er valt heel wat te genieten in de smaakvol ingerichte zalen van de KMSK. Bewust werd afgezien van commentaarpanelen, enkel wat spaarzame fragmenten poëzie begeleiden de kunstwerken. Een gelukkige optie als je 't mij vraagt. Want als je bij het binnenwandelen van de tentoonstelling de inleidende citaten op de muur leest van Verhaeren, Maeterlinck, Mallarmé en anderen, hou je toch wel even je hart vast. Hoe blasé dit proza in vergelijking met die levendige brieven van Vincent. De hele beweging heeft iets opgeblazen, iets onoprecht en eng burgerlijk, zelfs in de manier waarop ze afstand neemt van de eigen tijdsgeest. Misschien ware het beter geweest de beweging in een ruimer Europees kader te situeren dan enkel 'symbolisme in België'. Maar toch, zoals gezegd, een mooie tentoonstelling. Werken van Knopff, Spilliaert en William Degouve de Nunques blijven een genot voor het oog. Nu en dan komt het surrealisme rakelings dichtbij. De memorabele tentoonstelling 'Le surréalisme en Belgique' die in het BAM (Mons) te zien was in 2007 zou een ideaal verlengstuk zijn op dit Brusselse ensemble.

Terug naar van Gogh. Alles wat in de zesdelige prachteditie van De brieven staat, en zelfs nog meer, is te zien op de schitterende website die de uitgevers bij deze gelegenheid samenstelden. Facsimile, transcriptie, voetnoten, illustraties, zoekmachine... een schatkamer om uren in rond te dwalen.


2010-04-08

Calais in de mist

.
23 maart, dinsdagmorgen. Terwijl we wachten op de boot trekt de mist geleidelijk op.