2007-06-24

Vinnitskaya en Inkinen*

.
Best aangenaam als je een concert kan laten voorafgaan door een zonnig wandelingetje op de zeedijk. Een aangename verrassing na een meer dan regenachtige dag.

Het was mijn eerste kennismaking met deze zaal. We zijn natuurlijk verwend met onze vaste stek in Brugge, maar het kursaal kan er als concertruimte best wezen. De droge akoestiek werkt verhelderend: een korte noot is een korte noot. Een deel van de klank - de achterste rijen van het orkest - gaat wat verloren in de toneeltoren, maar daar valt mee te leven. De wandelgangen van het kursaal baadden in een kleurig, wat vervreemdend neonlicht, wat tijdens de pauze aanleiding was tot bijgaande foto. Op de achtergrond de drukte rond een signerende Vinnitksaya, op de voorgrond die onverstoorbare pianist. De officiële duiding van dat beeld in de inkomhal ken ik niet. Maar het staat er heerlijk.



Op het programma eerst de Tannhauser-ouverture, eerder vlak gespeeld. Ik miste wat effect, wat contrast en de grote bogen. La Vinnitskaya deed vervolgens wat van haar verwacht werd: schitteren. Ze had gekozen voor het eerste van Tsjaikovski. Dat hebben we de voorbije weken natuurlijk wel meer gehoord, maar toch: dit staat. Puike virtuositeit - net niet helemaal foutloos, maar dat vergeven we haar liefdevol - en heerlijke muziek tegelijk. Wat een dame. De zaal was laaiend enthousiast en dus volgde er een bisnummer. Aan Chopins eerste étude vergallopeerde ze zich: virtuoos uithalen, dat wel, maar geen muziek. Maar ook dat vergeven we haar liefdevol. Wat een dame.


Maar de grote revelatie kwam wat mij betreft na de pauze. Bartoks Concerto voor orkest. Ongelofelijk boeiende muziek die me bijna letterlijk op het puntje van mijn roodpluchen zetel hield. Jazzy en Hongaars, speels en melancholisch, op en top 20ste eeuws. Als uitvoering smetteloos. Het Nationaal Orkest maakte mijn twijfels na de Tannhauser meer dan goed. De jonge Pietari Inkinen openbaart zich als een knap dirigent die het orkest op grote hoogte meeneemt. Dat orkest presteerde schitterend op deze waarschijnlijk aartsmoeilijke partituur.


Eigenlijk wel een avond met contrast: voor de pauze het dienende orkest, in functie van een schitterende soliste, na de pauze die collectieve prestatie van een zestigtal musici die het beste van zichzelf geven. Als het om symfonische muziek gaat heb ik zo mijn voorkeur...






* Nationaal Orkest van België o.l.v. Pietari Inkinen - volgens mij verkeerd aangekondigd als Inkanen - met Anna Vinnitskaya in het kursaal van Oostende, zaterdagavond 23 juni.

2007-06-23

Sint-Anna, vrijdagmorgen


.

Gueules cassées, nogmaals

.
Een inspirerende tekst, dat artikel van Christophe Van Eecke in het meinummer van Streven. Met een intrigerende bibliografie ook. Getuige daarvan onderstaand citaat.

In haar boek The Body in Pain (1985) probeert Elaine Scarry onder meer te achterhalen wat de zin is van de ontelbare gebroken lichamen die in elke oorlog worden geproduceerd. Waarom maken net het verwonden en het doden van lichamen de essentie van oorlog uit? Een oorlog is een strijd waaruit een winnaar moet voortkomen, dus in theorie zou je die strijd kunnen vervangen door een alternatief: een grote sportkamp of een intellectueel of artistiek treffen, zonder bloedvergieten. Maar bij zulke vormen van wedstrijd kan het resultaat achteraf altijd worden betwist. Men kan de criteria op basis waarvan de winnaar wordt bepaald steeds opnieuw in twijfel trekken. Bij gewonde lichamen kan dit niet. Gewond is gewond. Dood is dood. Het verwonden tijdens een oorlog heeft een dubbele functie. Het duidt niet alleen de winnaar aan, de toegebrachte wonden bestendigen de strijd ook na het afkondigen van de wapenstilstand.

Echt origineel kun je de stelling van Scarry niet noemen. Elke culturele antropoloog zal wel voorbeelden kunnen aanhalen van oorlogsvervangende wedstrijden of rituelen. De Romeinen hebben het uitgeprobeerd toen ze hun Horatii inzetten tegen de Sabijnse Curiatii. Een idee dat hen trouwens door hun vrouwen werd ingefluisterd. Maar het blijft een waarheid, die hier bijzonder trefzeker en met een uitdagende rationaliteit wordt geponeerd.

Vriendschap, 19-eeuws

.
Als je sociale verhoudingen in het verleden beschouwt is het gevaar groot dan je je eigen criteria gaat aanwenden en toepassen, met als gevolg dat je er geen snars van begrijpt. Het boek van Christian Laes over kinderen bij de Romeinen* is op dat vlak revelerend - het beste boek over de oudheid dat ik in jaren gelezen heb.

Ik moest aan hetzelfde principe denken toen ik in Streven van mei de mooie tekst las van Christophe Van Eecke, Gueules cassées. Kleine fenomenologie van de frontsoldaat. Ik citeer uit p.424:

De verbondenheid tussen de soldaten was vaak zeer intens en had soms zelfs een erotische ondertoon. Om dit te begrijpen, moeten we stilstaan bij de manier waarop relaties tussen de troepen vorm kregen aan het front. Het is bekend dat er met name onder de Britse troepen soms een sterk gevoel van samenhorigheid heerste ('male bonding') Zowel Joanna Bourke als Paul Fussell halen aangrijpende getuigenissen aan van de affectie die soldaten voor elkaar voelden en die ze soms omschreven als 'een liefde die de liefde voor vrouwen overstijgt'. We mogen hier echter niet zonder meer van homoseksualiteit spreken. Het was veeleer een kuise vorm van (gesublimeerde) homo-erotiek met sterke wortels in het Britse burgerleven, bijvoorbeeld in de verliefdheden ('crushes') en relaties tussen jongens in de public schools.

Frodo Baggins en Samwise Gangee dus: een voor onze criteria onbegrijpelijke vriendschap. Maar is dit zo typisch Brits? Ik denk van niet. In heel wat Duitse Lieder gaat het er even hartstochtelijk aan toe, worden tranen van vreugde geplengd en vrienden an der Brust gedrukt. Het lijkt me veeleer een product van elke mannenmaatschappij, zeker van een mannen-microkosmos als kostschool of leger. Je vindt het fenomeen trouwens ook in de oudheid terug. In de Aeneis bij voorbeeld gaan mannen op een zeer emotionele manier met elkaar om.
Ons eigen, sterk geërotiseerde denkkader plakt hier het etiket 'homofilie' op maar creëert hier feitelijk een blinde vlek.


*Laes, C., Kinderen bij de Romeinen. Zes eeuwen dagelijks leven. Leuven, Davidsfonds, 2006. Ik heb het uitgebreid besproken op de website Klassieke Talen.