2015-05-02

Mystiek

Terwijl ik een roman van Elif Shafak lees over de ontmoeting tussen de twee sufi-meesters Sjems Tebrizi en Djalal Ad-din Rumi, lees ik in het brevier van de vierde Paaszondag deze tekst van Gregorius de Grote, zes eeuwen ouder. Het is een passage uit een preek over het evangelie van de Goede Herder. Ik hou eraan om dit proza even in 'verzen' op te splitsen.

Ik bedoel,
weten of kennen,
niet door geloof maar door liefde,
weten of kennen,
niet door gelovig te aanvaarden,
maar door handelend op te treden.

De krachtige vertaling maakte me nieuwsgierig naar het Latijnse origineel. Zelfs hiervoor hoef je de bibliotheek niet meer in te duiken: dankzij Google Books zijn grote delen van de oude Patrologia Latina vrij toegankelijk op het internet, als je de scanfoutjes erbij neemt. Zo luidt het bij Gregorius (PL 76,129):

Scitis autem dico,
non per fidem,
sed per amorem.
Scitis dico,
non ex credulitate,
sed ex operatione.

Dit had zo uit Sjems' 'Veertig Regels van de Liefde' kunnen komen, of uit een gedicht van Rumi. Het blijft merkwaardig hoe uitermate tijdloos de mystieke ervaring kan zijn.

Dat is ook de boodschap van Elif Shafaks The Forty Rules of Love. De Nederlandse vertaling dient zich aan als een damesliteratuur (ondertitel: Een zoektocht van een vrouw naar liefde en inspiratie) en eerlijk gezegd, hier en daar lijkt het er een beetje op, maar de roman heeft veel meer te bieden.


2011-10-31

... dan zijn we onze eigen Japanners geworden




 .
Toen ik als tiener wat zakgeld trachtte bij te verdienen door op de Brugse Burg en in de Heilig-Bloedbasiliek toeristen rond te gidsen, hield ik ervan om Japanners aan te spreken. Hun hoffelijkheid, hun nieuwsgierigheid en het niveau van hun Engels dat ongeveer gelijk liep met het mijne spraken mij wel aan. Maar er was ook de uitdaging om hen de betekenis van een plek als het Heilig-Bloed duidelijk te maken. Iconografie, symboliek, de grote verhalen erachter: het meeste was hen volkomen vreemd en dat verplichtte me om ook voor mezelf een en ander op een rijtje te zetten.

Ik was aangenaam verrast om diezelfde ervaring te lezen bij Cees Noteboom, in zijn dankwoord naar aanleiding van de Prijs der Nederlandse Letteren die hem in 2009 werd overhandigd.

Ooit heb ik een Japanner moeten verklaren wat de letters inri boven het hoofd van de gekruisigde betekenden. Jezus van Nazareth, Koning der Joden. Dat laatste moest ik uitleggen, want niet alle Japanners weten precies wat Joden zijn. Daarna moet je het verhaal proberen te vertellen van een God in drie personen, van wie er één in de gedaante van een duif een maagd bevrucht heeft die een zoon zou baren die daardoor in alle eeuwigheid goddelijk, maar tijdens zijn verblijf op aarde ook menselijk zou zijn, en aan dat kruis zou sterven om voor de zonden van de mensheid te boeten. Ook zonden was niet meteen een duidelijk begrip voor mijn Japanse gesprekspartner. Hij begreep uiteindelijk wat het was, maar de relatie met het kruis was iets gecompliceerder.





Een eind verderop wordt Cees Noteboom pregnanter. Ook hij stelt vast dat onze cultuur zich op een keerpunt bevindt en formuleert het als volgt.

Als de meerderheid van de tijdgenoten zich niet meer herkent in de beelden die ooit gemeengoed waren, als de Bijbelse taferelen op de schilderijen van Rembrandt onzichtbaar geworden zijn omdat vrijwel niemand meer weet wat daar nu eigenlijk afgebeeld wordt, dan zijn wij onze eigen Japanners geworden, dan lopen de meeste mensen rond in kerken en musea als blinden, en hebben ze, net als een Japanner, een uitleg nodig, zoals ze ook bij Dido en Aeneas van Purcell een programmaboekje nodig hebben om de handeling te kunnen begrijpen.

Cultuurpessimist ben ik allerminst. Daarvoor dompel ik mezelf en anderen veel te graag onder in het immens rijke aanbod van literatuur, muziek en kunst dat mij omringt. Maar je kan er niet onderuit: precies nu de rijkdom van onze Europese cultuur meer dan ooit bereikbaar is, word je steeds opnieuw geconfronteerd met een collectief geheugenverlies dat ondertussen onherroepelijk lijkt geworden. De bocht is meer dan half genomen. Ik ondervind het als gelovige, ik ondervind het als leraar klassieke talen.

Ik trap een open deur in als ik stel dat de economisering van zowat alles aan de oorsprong ligt van deze verwoestende culturele revolutie. Cees Noteboom heeft het in zijn dankwoord over een "manipulerende commerciële mediadictatuur" en over "roofbouw", en hij is uiteraard lang niet de enige en lang niet de eerste die deze analyse maakt.  Maar interessant is hoe je door deze evolutie gedwongen wordt om, steeds complexlozer, onderscheid te maken tussen hogere en lagere cultuur, tussen dat schitterende, springlevende en zich steeds vernieuwende erfgoed van ons, en de platte commercie die onder datzelfde label 'cultuur' wordt geserveerd. Ja, hogere cultuur bestaat. Er is wel degelijk een onderscheid tussen Anne Teresa De Keersmaeker en Beyoncé.



De Britse cultuurfilosoof Roger Scruton is een van de meest opvallende figuren die deze eeuw dit onderscheid beklemtoont, nu en dan zelfs behoorlijk provocerend, maar nooit helemaal ongegrond. Dit voorjaar verscheen bij Pelckmans een interessante bundel teksten over Scruton, geschikt rond een lezing die hij hield in Antwerpen op 17 maart 2009. In die lezing had hij het over onderwijs, onder de titel: 'Cultuur overdragen'. Ik laat hieronder vier passages volgen. Ze spreken voor zichzelf.

Pas wanneer een student begint te voelen dat deze cultuur de zijne is, dat hij tot die cultuur behoort en zij tot hem, leert hij echt wat ze betekent. De student tot dat punt brengen is de moeilijkste van alle onderwijstaken en het is niet verwonderlijk dat zoveel leraren de neiging hebben deze taak op te geven en in de plaats daarvan over popmuziek te praten.

In de ogen van de leraar is het doel van de humaniora niet het opwekken van nieuwsgierigheid, maar het bevorderen van lidmaatschap.

Dit is de eerste stap in elk humaan onderricht die naam waardig: de deur naar die stille kamer openen en studenten helpen zich daarin thuis te voelen.

We moeten onze bewondering tonen. We moeten duidelijk maken dat de kunstwerken en de literatuur die we bewonderen voor ons het leven hebben veranderd en we moeten onze studenten uitnodigen om deel te nemen aan de ervaring die ons werd gegund.




De bijgaande foto's heb ik genomen in de haven van Antwerpen in augustus. De volledige reeks zit hier.









2011-07-31

Tijdelijk verblijf








.

Het kasteel van Oud-Rekem verkeert in een merkwaardige toestand. Structureel staat het allesbehalve op instorten, maar binnenin is het een bouwval die nog vele sporen draagt van de instelling die dit gebouw in het verleden was.



Precies dit bouwvallige decor vormt een gedroomde setting voor de tentoonstelling die er momenteel gaande is. Onder de titel Tijdelijk verblijf. Het voorrecht van de tijdelijkheid is er werk van 27 kunstenaars samengebracht. Hoewel ik echt flink mijn best doe om een dergelijke 'constellatie van beelden en identiteiten' (inleidingstekst) te smaken en telkens opnieuw vol verwachting afga op een nieuwe 'botsing, verzoening en dialoog tussen kunstenaar, werk, toeschouwer en omgeving', kom ik meestal met zeer gemengde gevoelens buiten na een bezoek aan een of ander SMAK of Grand Hornu. Dit keer niet dus, en dat heeft alles te maken met dit merkwaardige interieur. Niet het klinische sérieux van een museum, maar de toegetakelde zalen van een misbruikt kasteel. Conceptuele kunst en omgeving gaan hier zo naadloos in elkaar over dat het soms volkomen onduidelijk wordt ware het ene ophoudt en het andere begint. Een belevenis!






Op de foto's werk van Koen Vermeule en Andrei Roiter. Meer foto's in mijn album.

2011-03-12

Ninas

.



Dit is een van de beelden die me bijblijven na een weekje Sevilla: Escena de Familia van Rafael Martinez Diaz. Wat me trof was de stilte, de mysterieuze atmosfeer die me een beetje aan sommige portretten van Khnopf deed denken, en tegelijk aan de meisjes in Cria Cuervos van Carlos Saura.

Als kijker blijf je buitengesloten van wat zich hier afspeelt. Geen enkel voorwerp laat zich verklaren, geen enkele blik laat zich lezen, en toch gaat er van dit viertal een onmiskenbare intimiteit uit. Er is iets gaande, maar wat?

Het schilderij hangt in een van de laatste zalen van het grandioze Bellas Artes-museum in Sevilla. In de museumshop vond ik er geen spoor van terug, behalve een terloopse vermelding in een gids, bij een opsomming van wat er in het desbetreffende zaaltje te zien is. De website van het museum maakte me evenmin wijzer.

Ook op het internet is de informatie karig. De afbeeldingenzoeker levert slechts drie schilderijen op, naast een hele reeks naamgenoten. De Madrileen Rafael Martinez Diaz leefde van 1915 tot 1991 en blijkt vooral bekend als landschapsschilder. Het bovenstaande schilderij won in 1952, onder de titel Ninas pobres, een medaille eerste klasse op een nationale tentoonstelling; gezien de sfeer in het Spanje van 1952 is dit misschien niet meteen een referentie. In een plaatselijke krant van 1952 kan de criticus van dienst het werk maar matig appreciëren; hij doet het smalend af als een staaltje tristeza proletaria.

Dank aan de Sevillaanse fotograaf Elhombreprez die op Flickr dit schilderij van de vergetelheid redt.

2010-12-27

Drie avonden

.
Onderstaande foto's zijn genomen met het 3.2megapixel cameraatje van mijn gsm. Ik laat ze onbewerkt - niet enkel om technische redenen. Het zijn herinneringen aan drie mooie avonden in de voorbije maanden, en daarom hou ik ze liever authentiek.


Na een avondlang genieten van vriendschap en donkere Westmalle van 't vat (waar vind je die nog?) maakte ik nog even tijd voor een pijpjevol Stanwell Classic. Tijdens het kuieren door de donkere straatjes kwam ik onder de indruk van de massieve kathedraaltoren die als een Grote Vriendelijke Reus hoog boven de huizen heerst.




De zijkant van Wolubilis, het cultureel centrum van Sint-Lambrechts-Woluwe. De mondriaanse inspiratie van de ramen laat zich raken door een vleugje kerstsfeer. Binnenin wachten de toeschouwers op het tweede luik van een heerlijke danstriptiek door het Ballet National de Marseille.



Nog een pauzefoto. Het Begijnhof, tijdens het jaarlijkse kerstconcert van het vocaal ensemble De Wijngaard dat daar zijn thuishaven heeft. Sublieme muziek, een paar goede bekenden op het podium, een uitgelezen locatie en bij het buitengaan sneeuw in overvloed. 't Kan zo mooi zijn...





Contemptus mundi

.



Ze verlaten de wereld niet (wat praktisch onmogelijk is), maar ze zwemmen tegen de stroom in, zoals vissen in de rivier, zonder enige woede of geweld, maar met evenwicht en elegantie, of dus, met liefde en geduld.

Onlangs kwam ik toevallig terecht bij een korte, maar indrukwekkende tekst van Raimundo Panikkar. Met dank aan de steeds diep geïnspireerde club van de Mertonvrienden.

Geen vissen op de bovenstaande pentekening van Ma Yuan (1190-1279), enkel de stroom, en de elegantie. Zijn twaalf 'Watertekeningen' zijn het mooiste dat ik me herinner van de voorbije Europalia China. Ma Yuan brengt me niet de rust die Lucebert erin zag. Eerder iets wat ik zou omschrijven als sierlijke onrust.

2010-11-22

Willem Barnard 1920 - 2010

.

.
Thuisgekomen, tot mezelf gekomen, mag ik dan aan mijn schrijftafel zitten en mijn onmacht onder woorden brengen: dat ik niet leven kan omdat ik schrijven moet, dat ik niet schrijven kan omdat ik leven moet, dat het een het andere vervangt en verdringt, maar juist zo niet kan raken tot de essentie. Het geeft niet meer. Of nee, jawel, het geeft wél! Maar het is vergeven.


Willem Barnard in Stille Omgang, p.943. In diepe dankbaarheid.