2008-04-20

Willem Barnard

.
De laatste tijd snuister ik wat in een boek van Willem Barnard, Tot in Athene. Handelingen 1-17. Hij noteert in dit boek zijn persoonlijke leeservaringen, bedenkingen bij een lectuur van de eerste helft van het boek Handelingen. Het is een genre dat hij perfect beheerst, getuige daarvan zijn magnum opus Stille omgang. Close reading, objectieve observaties en exegetische kennis wisselen zich af met een diep gefundeerde en toch frisse spiritualiteit, en met heel persoonlijke, bijna dagboekgewijze lucubraties.

Op p.158 - Petrus heeft zopas een zekere Tabitha doen verrijzen (Hand. 9,32-42) - onderbreekt hij zijn 'lezing' met een intermezzo dat me treft. Met een sterk beeld dat de dichter verraadt, schetst hij de immense afstand tussen hemzelf (wijzelf!) en die eerste christengemeente, 'slaapwandelaars in de dakgoot van de tijd':

Ik geef toe, het is een onbenullig boek, dit boek van mij nu over hen toen. maar kan het anders? Een boek over die mensen, deze dingen, dit geding, moét wel van onbenul zijn. Zij leefden op de rand van de wereld. het komt ons voor alsof ze slaapwandelaars zijn, ongevoelig voor hoogtevrees voortstappend in de dakgoot van de tijd. Men kan zich dat niet indenken. Als men het kon, schreef men er niet over.



Geen opmerkingen: